Een curriculum in 20 perspectieven
Perspectieven zijn manieren van kijken, denken en omgaan met de wereld. Een bioloog stelt andere vragen dan een historicus of een econoom. Als je bijvoorbeeld het thema ‘voedsel’ neemt, dan vraagt een bioloog zich af waarom organismen voedsel nodig hebben en hoe voedzaam iets is. Een historicus duikt in de vraag hoe de productie van voedsel in de loop van de tijd is veranderd. Een (bio-) technoloog denkt na over de productie van voedingsmiddelen en toekomstige ontwikkelingen, een econoom over hoe de prijs van voedsel tot stand komt en een politicus over regels en wetten in relatie tot voedsel. Vakgebieden verschillen dus niet alleen wat betreft kennis en vaardigheden maar ook in de manier van kijken die bepaalt welke vragen je stelt bij een onderwerp.
Dat is ook de manier waarop wetenschappers te werk gaan in hun onderzoek. Wetenschappers formuleren vragen en zoeken en toetsen antwoorden aan de hand van grote ideeën en algemene inzichten uit hun vakgebied (Giere, 2010; Wimsatt, 2007, Kuipers, 2007).
Als voorbeeld kijken we naar het geografisch perspectief. Aardrijkskunde is een schoolvak dat vanuit een ruimtelijke invalshoek de interacties van mens, maatschappij en natuur op aarde onderzoekt. Een aardrijkskundige of geograaf die een onderwerp of thema zoals bijvoorbeeld stadslandbouw of bosbranden wil onderzoeken stelt daarbij geografische vragen:
- Waar is dat?
- Wat is daar?
- Waarom is dat daar?
- Hoe zal dat daar zijn?
- Wat vinden we daarvan? Hoe kunnen we het daar beter maken?
Met deze set vragen kun je vrijwel alle onderwerpen geografisch bevragen en onderzoeken (Janssen, Hulshof, & van Veen, 2019).
In de perspectiefgerichte benadering worden zulke algemene inzichten uit een vakgebied gebruikt om richting te geven aan de kennisontwikkeling van leerlingen (Janssen, 2017). Op basis van curriculumonderzoek hebben we 20 perspectieven gedefinieerd waarmee het gehele Nederlandse curriculum van basis- en voortgezet onderwijs gedekt kan worden (Janssen, 2021). Deze 20 perspectieven sluiten voor een groot deel aan bij de schoolvakken, zoals taal, rekenen, biologie, geschiedenis en aardrijkskunde, maar omvatten ook andere belangrijke perspectieven zoals gezondheid, milieu en ethiek.
Hele taak eerst-principe
Het hele taak eerst-principe ligt ten grondslag aan bijna alle modern onderwijsvernieuwingen, zoals onderzoekend leren, probleemgestuurd onderwijs, context-concept onderwijs, meester-gezel onderwijs, taakgericht onderwijs en competentiegericht onderwijs. Al deze benaderingen hebben gemeenschappelijk dat het onderwijs niet start met uitleg, maar met de introductie van een motiverende taak waarvoor het grootste deel van de leerstof voor die onderwijseenheid nodig is om de taak succesvol te maken. Doordat de leerstof geleerd wordt in de context van deze hele taak zien leerlingen sneller waarom de leerstof relevant of interessant is, oefenen ze al meteen met wat van hen wordt verwacht, wordt relevante voorkennis geactiveerd, ontdekken ze al snel wat ze nog niet weten of kunnen en wat ze dus nog moeten leren en tenslotte geeft de hele taak ook betekenis aan de andere leerstofonderdelen (zoals uitleg en deeltaken) die volgen.
Bij het ontwerpen van hele taak onderwijs bieden perspectieven het (noodzakelijke) zoeklicht en gereedschap die leerlingen in staat stellen een complexe situatie te structureren, daar goede vragen over te stellen, te zoeken naar informatie voor het formuleren van antwoorden en kritisch toetsen hiervan. Dit kan gebruikt worden bij de schoolvakken, maar ook bij thematisch en service gebaseerd onderwijs. Zo bieden de set geografische vragen een basis voor het schoolvak aardrijkskunde en alle onderwerpen die daarbij aan bod komen. Met deze vragen kunnen leerlingen aardrijkskundige onderwerpen op een dieper niveau bestuderen en leren denken als een aardrijkskundige.
Veel maatschappelijke problemen zoals klimaatverandering, migratie en ongelijkheid zijn te complex om vanuit één schoolvak te kunnen bevatten. Ze hebben geen pasklare oplossingen en vereisen meerdere disciplines om mogelijke oplossingen te vinden. Perspectieven zijn ontwikkeld om leerlingen te leren om met dergelijke complexe vraagstukken om te gaan. Perspectieven maken leerlingen ervan bewust dat er veel verschillende standpunten over een kwestie zijn die vaak niet overeenkomen. Perspectieven helpen leerlingen ook om een complex vraagstuk te structureren in kleinere, beter hanteerbare deelvraagstukken. Met de basisvragen die zijn afgeleid van algemene disciplinaire inzichten, kunnen zulke deelvraagstukken breed en diepgaand worden bestudeerd vanuit verschillende perspectieven.
Referenties
- Giere, R.N. (2010). Scientific perspectivism. Chicago: University of Chicago Press.
- Janssen, F.J.J.M. (2017). Grip krijgen op complexiteit. Onderwijs voor het moeras. Oratie Universiteit Leiden.
- Janssen, F.J.J.M., Hulshof, H. & Van Veen, K. (2019). Wat is echt de moeite waard om te onderwijzen? Een perspectiefgerichte benadering. Leiden: StudioS2B. Online: https://www.universiteitleiden.nl/onderzoek/onderzoeksoutput/iclon/wat-is-echt-de-moeite-waard-om-te-onderwijzen
- Janssen, F.J.J.M. (2021). Een curriculumkader voor vormend onderwijs. Een perspectiefgerichte benadering. Narthex, 21(3), 5-14.
- Kuipers, T.A. (2007). Laws, theories and research programs. In Gabbay, D.M., Thagard, P., Woods, J. & Kuipers, T.A. (eds). General philosophy of science: focal issues (pp. 1-97) Amsterdam: Elsevier.
- Wimsatt, W.C. (2007). Re-engineering philosophy for limited beings: Piecewise approximations to reality.Cambridge: Harvard University Press.